- mix
- n. mengsel, mengeling--------v. mixen; vermengen; omgaan met; inschenken; vloeistof gieten in een goedkopere vloeistof (wijn bij water)mix1[ miks] 〈zelfstandig naamwoord〉1 mengeling ⇒ mix2 mengsel————————mix2I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 zich (laten) (ver)mengen2 kunnen opschieten ⇒ elkaar verdragen3 〈Brits-Engels; informeel〉tweedracht zaaien♦voorbeelden:2 they don't mix well • ze kunnen niet met elkaar opschietenmix with • omgaan met→ mix inmix in/II 〈overgankelijk werkwoord〉1 (ver)mengen ⇒ dooreenmengen2 bereiden ⇒ mixen3 〈techniek, technologie〉mixen 〈geluid〉♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 mix business with pleasure • het nuttige met het aangename verenigenmix one's drinks • door elkaar drinken2 he was mixing a salad • hij was een slaatje aan het klaarmaken¶ 〈informeel〉 mix it (up) • elkaar in de haren zitten, knokken
English-Dutch dictionary. 2013.